Een verhuurder zegt de huurovereenkomst van een huurder op omdat hij of een familielid in het verhuurde pand wil gaan wonen. Na het einde van de huur verkoopt hij uiteindelijk het pand. Moet de huurder zich daar dan zo maar bij neerleggen?
Het gebeurt wel eens dat een verhuurder een huurovereenkomst opzegt omdat hij er zogenaamd zelf gaat wonen. Als hij dat uiteindelijk niet doet en hij verkoopt het huurhuis kan de huurder veelal een schadevergoeding vragen.
Als de verhuurder zijn opzegmotief niet ten uitvoer brengt, heeft de huurder recht op een schadevergoeding van 18 maand huur. Dat geldt ook als de verhuurder de huurwoning verkoopt. De verkoop heft de verplichting van de verhuurder om het opzeggingsmotief voor eigen gebruik daadwerkelijk uit te voeren, namelijk niet op.
De verhuurder zal aan het betalen van de vergoeding kunnen ontsnappen als hij buitengewone omstandigheden kan aantonen. Dat zal bij een verkoop echter veelal moeilijk zijn. De verkoop is nu eenmaal een bewuste en vrije keuze. Een uitzondering op die regel zou bv. kunnen bestaan als de verhuurder (die zelf in het pand zou gaan wonen) door een ziekte of ongeval plots in een rolstoel geraakt en het huurpand een appartement is op een verdieping in een gebouw waar er geen lift is…
Zegt de verhuurder de huur op omdat een familielid in het pand wil gaan wonen en koopt dat familielid uiteindelijk het huurpand aan, dan is de verhuurder al evenmin de schadevergoeding verschuldigd. In dat geval wordt het opzegmotief namelijk uiteindelijk toch uitgevoerd.